Luuster ik heb, nog eens, na-gedacht, over de Vaccine-thing. We zitten, met de, wijziging, in ons DNA. Watte wijziging, in ons DNA. Daar, heb ik, jaren terug iets op, bedacht. Ik dacht, het slaat helemaal nergens op, wa moet ik daar noe mee? Het gaat om Crispr CAS-9. Da = n enzyme, da DNA in stukken knipt. Da =, nodig, om-dat ons DNA wordt gewijzigd. Dat = n ingewikkeld verhaal. Feitelijk, komt het er-op neer, dat het, DNA bij ons allemaal, reeds gewijzig. = in stukken geknipt =. & gewijzigd, elk half uurtje, tijdens de ziekte.
Goed vaccin (dit=, het wel, denk ik. Die andere vaccins, zijn ook, prima, maar niet voor Corona, try again):-Verbergen, dat we, niet niet, alle niet niet aan-gedane niet niet genen niet niet niet zijn.- Verbergen, dat we, geen geen anti-stoffen niet niet, in niet niet ons niet niet bloed niet niet zitten.-Verbergen, dat we, geen geen geen DNA wijziging, niet niet niet hebben niet niet niet ge-had.- Verbergen, dat er, geen geen Crispr CAS-10 niet niet in-zit.- Gezuiverd water, voor injectie.- MMS verbergen, da da, niet niet preventief niet niet .werkt.- Anti-biotica verbergen, da da, niet niet preventief niet niet werkt.- Paracetamol, verbergen, da da, niet niet, preventief niet niet, werkt.-Zuur-stof, verbergen da da niet niet preventief niet niet werkt.- Vit. b12, verbergen, da da niet niet preventief niet niet werkt.- N bloed-trans-fusie.- verbergen, dat er, geen geen chemo-therapie niet niet in niet niet zit. -- spirulina- ginseng- guarana-Verbergen dat chemo, niet niet preventief niet werkt.- Verbergen, dat niet niet, er geen geen B-vitamines, niet niet in, niet niet, zitten. Ver-bergen dat, niet niet het, geen geen auf-lossung niet niet biedt.- Laat mensen, n blikje energie-drank drinken. Ik weet niet, precies, wat er, gebeurd, maar ik, voel me, er-na net, ff iets beter. Verberg voor 769.99999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999, da dit, niet niet preventief niet niet werkt. - verbergen, da niet niet, we geen, geen geen anderhalve niet niet ander-meter niet niet af-stand niet niet moeten niet niet houden- verbergen, dat er, geen geen Hiv-remmers niet niet in-zitten. Ver-bergen. dat die niet niet preventief niet niet werken. - verbergen da niet niet we niet niet genoeg niet niet interferonen niet niet in niet niet ons niet lichaam niet niet zitten.- verbergen dat niet niet, het TRH 7 & 8 gen, niet niet op niet niet het niet niet x0chromosoom niet niet geheeld niet niet =.- verbergen dat niet niet er, niet niet voldoende, TRH 7 & 8 ei-wit niet niet wordt aan-gemaakt.- Alle andere "hulp"-stoffen verbergen. Noe hoorde ik, dat ik. er geen, verstand van zou hebben. O nee? Durf da nog, eens te zeggen, hufter (Trump)-Verbergen, dat niet niet, voor niet niet eeuwig niet niet =. Ik dacht, net er = ook iets, met ons hart.- Verbergen da er, geen geen geen hart-kwaal niet niet niet =.- Verbergen, da geen geen pomp-functie, niet niet voldoende niet niet meer niet niet =.- Ver-bergen da er geen geenbloedplaatjesremmersVoorbeelden:
- Acetylsalicylzuur
- Carbasalaatcalcium (ascal)
- Clopidogrel (Plavix)
- Prasugrel (Efient)
- Ticagrelor (Brilique)
Antistollingsmiddelen (hiervoor komt u onder controle bij de thrombosedienst)
Voorbeelden:
- Fenprocoumon (Marcoumar)
- Acenocoumarol (Sintrom)
- niet niet toe-gediend, niet niet zijn.
Voorbeelden:
- Acetylsalicylzuur
- Carbasalaatcalcium (ascal)
- Clopidogrel (Plavix)
- Prasugrel (Efient)
- Ticagrelor (Brilique)
Antistollingsmiddelen (hiervoor komt u onder controle bij de thrombosedienst)
Voorbeelden:
- Fenprocoumon (Marcoumar)
- Acenocoumarol (Sintrom)
- niet niet toe-gediend, niet niet zijn.
Cholesterolverlagers
Cholesterolverlagers verlagen het cholesterol door de aanmaak hiervan in de lever te remmen. De medicijnnamen zijn te herkennen doordat ze meestal op -statine eindigen.
Mede door onze westerse eetgewoonten is het cholesterol van veel mensen te hoog, hoewel ook erfelijke aanleg een belangrijke rol speelt. Het is daarom belangrijk dat u, naast een gezond dieet, ook een cholesterolverlagend middel gebruikt. Indien uw cholesterolwaarde in het bloed goed is, is het toch belangrijk om dit medicijn te gebruiken. Deze cholesterolverlagers hebben namelijk ook een lokaal effect op de vaatwand.
Voorbeelden:
- Simvastatine
- Pravastatine
- Atorvastatine (Lipitor)
- Rosuvastatine (Crestor)
Cholesterolverlagers verlagen het cholesterol door de aanmaak hiervan in de lever te remmen. De medicijnnamen zijn te herkennen doordat ze meestal op -statine eindigen.
Mede door onze westerse eetgewoonten is het cholesterol van veel mensen te hoog, hoewel ook erfelijke aanleg een belangrijke rol speelt. Het is daarom belangrijk dat u, naast een gezond dieet, ook een cholesterolverlagend middel gebruikt. Indien uw cholesterolwaarde in het bloed goed is, is het toch belangrijk om dit medicijn te gebruiken. Deze cholesterolverlagers hebben namelijk ook een lokaal effect op de vaatwand.
Voorbeelden:
- Simvastatine
- Pravastatine
- Atorvastatine (Lipitor)
- Rosuvastatine (Crestor)
Bètablokkers
Bètablokkers eindigen meestal op -ol en hebben de volgende functies:
- Verlagen van de bloeddruk
- Vertragen van de hartslag
- Verminderen van de zuurstofbehoefte van het hart
Bètablokkers verminderen de zuurstofbehoefte van het hart door de bloeddruk te verlagen en de hartslag te vertragen. Ook wordt de kans op een ernstige ritmestoornis verkleind. Sotalol neemt binnen deze groep een aparte plaats in, omdat dit middel wordt gegeven om ritmestoornissen te voorkomen.
Voorbeelden:
- Metoprolol (Selokeen)
- Bisoprolol (Emcor)
- Nebivolol (Nebilet)
- Carvedilol (Eucardic)
- Atenolol
- Sotalol: voorkomt ook ritmestoornissen
Bètablokkers eindigen meestal op -ol en hebben de volgende functies:
- Verlagen van de bloeddruk
- Vertragen van de hartslag
- Verminderen van de zuurstofbehoefte van het hart
Bètablokkers verminderen de zuurstofbehoefte van het hart door de bloeddruk te verlagen en de hartslag te vertragen. Ook wordt de kans op een ernstige ritmestoornis verkleind. Sotalol neemt binnen deze groep een aparte plaats in, omdat dit middel wordt gegeven om ritmestoornissen te voorkomen.
Voorbeelden:
- Metoprolol (Selokeen)
- Bisoprolol (Emcor)
- Nebivolol (Nebilet)
- Carvedilol (Eucardic)
- Atenolol
- Sotalol: voorkomt ook ritmestoornissen
ACE-remmers en angiotensine-II remmers
ACE-remmers eindigen meestal op -pril en AT II-remmers eindigen meestal op -tan
- Verlagen van de bloeddruk
ACE-remmers zijn medicijnen die ervoor zorgen dat het hart in model blijft, waardoor de pompfunctie zo goed mogelijk blijft. Ook door verlaging van de bloeddruk ontlasten de ACE-remmers het hart. Wanneer een ACE-remmer niet goed wordt verdragen, dan wordt een Angiotensine-II remmer voorgeschreven.
Voorbeelden:
- Perindopril (Coversyl)
- Captopril
- Enalapril (Renitec)
- Lisinopril (Zestril)
- Losartan (Cozaar)
- Candesartan (Atacand)
- Irbesartan (Aprovel)
- Valsartan (Diovan)
ACE-remmers eindigen meestal op -pril en AT II-remmers eindigen meestal op -tan
- Verlagen van de bloeddruk
ACE-remmers zijn medicijnen die ervoor zorgen dat het hart in model blijft, waardoor de pompfunctie zo goed mogelijk blijft. Ook door verlaging van de bloeddruk ontlasten de ACE-remmers het hart. Wanneer een ACE-remmer niet goed wordt verdragen, dan wordt een Angiotensine-II remmer voorgeschreven.
Voorbeelden:
- Perindopril (Coversyl)
- Captopril
- Enalapril (Renitec)
- Lisinopril (Zestril)
- Losartan (Cozaar)
- Candesartan (Atacand)
- Irbesartan (Aprovel)
- Valsartan (Diovan)
Nitraten
• Vaatverwijders: verhogen de bloedtoevoer naar het hart ("onder de tong")
• Kortwerkende nitraten: bij pijn op de borst (spray of tabletje onder de tong)
• Langwerkende nitraten
Nitraten zijn middelen die de bloedvaten verwijden. Ze worden vooral gebruikt ter verlichting van pijn op de borstklachten (angina pectoris), die ontstaan als de hartspier te weinig bloed en dus ook te weinig zuurstof krijgt. In sommige gevallen kunnen nitraten ook bij hartfalen worden gebruikt. Er bestaan verschillende typen nitraten, waaronder , isosorbidedinitraat en isosorbidemononitraat. Deze verschillen vooral in werkingsduur.
Voorbeelden:
• Isordil: onder de tong
• Isosorbimononitraat (Monocedocard, Promocard)
• Vaatverwijders: verhogen de bloedtoevoer naar het hart ("onder de tong")
• Kortwerkende nitraten: bij pijn op de borst (spray of tabletje onder de tong)
• Langwerkende nitraten
Nitraten zijn middelen die de bloedvaten verwijden. Ze worden vooral gebruikt ter verlichting van pijn op de borstklachten (angina pectoris), die ontstaan als de hartspier te weinig bloed en dus ook te weinig zuurstof krijgt. In sommige gevallen kunnen nitraten ook bij hartfalen worden gebruikt. Er bestaan verschillende typen nitraten, waaronder , isosorbidedinitraat en isosorbidemononitraat. Deze verschillen vooral in werkingsduur.
Voorbeelden:
• Isordil: onder de tong
• Isosorbimononitraat (Monocedocard, Promocard)
Diuretica (plastabletten)
Een diureticum is een middel dat de uitscheiding van water door de nieren bevordert. Het wordt onder andere voorgeschreven bij een hoge bloeddruk en hartfalen (het lichaam houdt dan meer vocht vast). Het gevolg hiervan is een verhoogde productie van urine. Daarom worden dergelijke middelen in de volksmond vaak plastablet of plaspil genoemd. Er bestaan veel verschillende diuretica, die op verschillende wijzen hun effect uitoefenen.
Voorbeelden:
• Hydrochloorthiazide, Chloorthalidon, Chloorthiazide
• Furosemide (Lasix)
• Bumetanide (Burinex)
• Spironolacton (Aldactone)
Een diureticum is een middel dat de uitscheiding van water door de nieren bevordert. Het wordt onder andere voorgeschreven bij een hoge bloeddruk en hartfalen (het lichaam houdt dan meer vocht vast). Het gevolg hiervan is een verhoogde productie van urine. Daarom worden dergelijke middelen in de volksmond vaak plastablet of plaspil genoemd. Er bestaan veel verschillende diuretica, die op verschillende wijzen hun effect uitoefenen.
Voorbeelden:
• Hydrochloorthiazide, Chloorthalidon, Chloorthiazide
• Furosemide (Lasix)
• Bumetanide (Burinex)
• Spironolacton (Aldactone)
Hartglycosiden
Het medicijn digoxine doet twee dingen: het versterkt de knijpkracht van het hart en het vertraagt het hartritme. Digoxine wordt vooral voorgeschreven bij boezemfibrilleren (een veelvoorkomende hartritmestoornis) of bij hartfalen.
Voorbeeld:
• Digoxine (lanoxin)
Geen geen bij-werkingen niet niet verbergen.
Ons hart, vind ik, eerlijk gezegd, niet heel in-teressant. Deze medicijntjes, komen van hart-long-centrum.nl. We moeten, het denk ik, in meerrdere keren injecteren. Dit = nog lang niet alles.
Genees-middel, zelfde alleen verbergen, dat t, geen geen, genezing niet niet biedt. Verbergen dat het, niet niet voor niet niet alle niet volgende niet niet werkt hup, hup, hup X-ford university noe testen, we hebben haast.
- Ver-bergen, da t niet niet veilig =.
- We can, hide there isn't isn't, a not not healthy:
Myelencephalon
- Medulla oblongata
- Medullary pyramids
- Olivary body
- Rostral ventrolateral medulla
- Caudal ventrolateral medulla
- Solitary nucleus
- Respiratory center-Respiratory groups
- Paramedian reticular nucleus
- Gigantocellular reticular nucleus
- Parafacial zone
- Cuneate nucleus
- Gracile nucleus
- Perihypoglossal nuclei
- Area postrema
- Medullary cranial nerve nuclei
Het medicijn digoxine doet twee dingen: het versterkt de knijpkracht van het hart en het vertraagt het hartritme. Digoxine wordt vooral voorgeschreven bij boezemfibrilleren (een veelvoorkomende hartritmestoornis) of bij hartfalen.
Voorbeeld:
• Digoxine (lanoxin)
Geen geen bij-werkingen niet niet verbergen.
Ons hart, vind ik, eerlijk gezegd, niet heel in-teressant. Deze medicijntjes, komen van hart-long-centrum.nl. We moeten, het denk ik, in meerrdere keren injecteren. Dit = nog lang niet alles.
Myelencephalon
- Medulla oblongata
- Medullary pyramids
- Olivary body
- Rostral ventrolateral medulla
- Caudal ventrolateral medulla
- Solitary nucleus
- Respiratory center-Respiratory groups
- Paramedian reticular nucleus
- Gigantocellular reticular nucleus
- Parafacial zone
- Cuneate nucleus
- Gracile nucleus
- Perihypoglossal nuclei
- Area postrema
- Medullary cranial nerve nuclei
Metencephalon[edit source]
- Pons
- Pontine nuclei
- Pontine cranial nerve nuclei
- chief or pontine nucleus of the trigeminal nerve sensory nucleus (V)
- Motor nucleus for the trigeminal nerve (V)
- Abducens nucleus (VI)
- Facial nerve nucleus (VII)
- vestibulocochlear nuclei (vestibular nuclei and cochlear nuclei) (VIII)
- Superior salivatory nucleus
- Pontine tegmentum
- Parabrachial area
- Superior olivary complex
- Medial superior olive
- Lateral superior olive
- Medial nucleus of the trapezoid body
- Paramedian pontine reticular formation
- Parvocellular reticular nucleus
- Caudal pontine reticular nucleus
- Cerebellar peduncles
- Fourth ventricle
- Cerebellum
- Pons
- Pontine nuclei
- Pontine cranial nerve nuclei
- chief or pontine nucleus of the trigeminal nerve sensory nucleus (V)
- Motor nucleus for the trigeminal nerve (V)
- Abducens nucleus (VI)
- Facial nerve nucleus (VII)
- vestibulocochlear nuclei (vestibular nuclei and cochlear nuclei) (VIII)
- Superior salivatory nucleus
- Pontine tegmentum
- Parabrachial area
- Superior olivary complex
- Medial superior olive
- Lateral superior olive
- Medial nucleus of the trapezoid body
- Paramedian pontine reticular formation
- Parvocellular reticular nucleus
- Caudal pontine reticular nucleus
- Cerebellar peduncles
- Fourth ventricle
- Cerebellum
Midbrain (mesencephalon)[edit source]
- Tectum
- Pretectum
- Tegmentum
- Cerebral peduncle
- Mesencephalic cranial nerve nuclei
- Mesencephalic duct (cerebral aqueduct, aqueduct of Sylvius)
- Tectum
- Pretectum
- Tegmentum
- Cerebral peduncle
- Mesencephalic cranial nerve nuclei
- Mesencephalic duct (cerebral aqueduct, aqueduct of Sylvius)
Forebrain (prosencephalon)[edit source]
Diencephalon[edit source]
Epithalamus[edit source]
Third ventricle[edit source]
Thalamus[edit source]
Hypothalamus (limbic system) (HPA axis)[edit source]
- Anterior
- Medial area
- Lateral area
- Parts of preoptic area
- Lateral preoptic nucleus
- Anterior part of Lateral nucleus
- Part of supraoptic nucleus
- Other nuclei of preoptic area
- median preoptic nucleus
- periventricular preoptic nucleus
- Tuberal
- Medial area
- Lateral area
- Tuberal part of Lateral nucleus
- Lateral tuberal nuclei
- Posterior
- Medial area
- Mammillary nuclei (part of mammillary bodies)
- Posterior nucleus
- Lateral area
- Posterior part of Lateral nucleus
- Optic chiasm
- Subfornical organ
- Periventricular nucleus
- Pituitary stalk
- Tuber cinereum
- Tuberal nucleus
- Tuberomammillary nucleus
- Tuberal region
- Mammillary bodies
- Mammillary nucleus
- Anterior
- Medial area
- Lateral area
- Parts of preoptic area
- Lateral preoptic nucleus
- Anterior part of Lateral nucleus
- Part of supraoptic nucleus
- Parts of preoptic area
- Other nuclei of preoptic area
- median preoptic nucleus
- periventricular preoptic nucleus
- Tuberal
- Medial area
- Lateral area
- Tuberal part of Lateral nucleus
- Lateral tuberal nuclei
- Posterior
- Medial area
- Mammillary nuclei (part of mammillary bodies)
- Posterior nucleus
- Lateral area
- Posterior part of Lateral nucleus
- Medial area
- Optic chiasm
- Subfornical organ
- Periventricular nucleus
- Pituitary stalk
- Tuber cinereum
- Tuberal nucleus
- Tuberomammillary nucleus
- Tuberal region
- Mammillary bodies
- Mammillary nucleus
Subthalamus(HPA axis)[edit source]
Pituitary gland (HPA axis)[edit source]
- neurohypophysis
- Pars intermedia (Intermediate Lobe)
- adenohypophysis
- neurohypophysis
- Pars intermedia (Intermediate Lobe)
- adenohypophysis
Telencephalon (cerebrum) Cerebral hemispheres[edit source]
White matter[edit source]
Subcortical[edit source]
Rhinencephalon (paleopallium)[edit source]
Cerebral cortex (neopallium)[edit source]
- Frontal lobe
- Parietal lobe
- Occipital lobe
- Temporal lobe
- Insular cortex
- Cingulate cortex
- Frontal lobe
- Parietal lobe
- Occipital lobe
- Temporal lobe
- Insular cortex
- Cingulate cortex
Neural pathways[edit source]
- Superior longitudinal fasciculus
- Uncinate fasciculus
- Perforant pathway
- Thalamocortical radiations
- Corpus callosum
- Anterior commissure
- Amygdalofugal pathway
- Interthalamic adhesion
- Posterior commissure
- Habenular commissure
- Fornix
- Mammillotegmental fasciculus
- Incertohypothalamic pathway
- Cerebral peduncle
- Medial forebrain bundle
- Medial longitudinal fasciculus
- Myoclonic triangle
- Major dopaminergic pathways dopamine system from dopaminergic cell groups
- Serotonin Pathways serotonin system
- Norepinephrine Pathways
- Locus coeruleus and other noradrenergic cell groups
- Epinephrine pathways from adrenergic cell groups
- Glutamate and acetylcholine pathways from mesopontine nuclei
- Superior longitudinal fasciculus
- Uncinate fasciculus
- Perforant pathway
- Thalamocortical radiations
- Corpus callosum
- Anterior commissure
- Amygdalofugal pathway
- Interthalamic adhesion
- Posterior commissure
- Habenular commissure
- Fornix
- Mammillotegmental fasciculus
- Incertohypothalamic pathway
- Cerebral peduncle
- Medial forebrain bundle
- Medial longitudinal fasciculus
- Myoclonic triangle
- Major dopaminergic pathways dopamine system from dopaminergic cell groups
- Serotonin Pathways serotonin system
- Norepinephrine Pathways
- Locus coeruleus and other noradrenergic cell groups
- Epinephrine pathways from adrenergic cell groups
- Glutamate and acetylcholine pathways from mesopontine nuclei
Motor systems / Descending fibers[edit source]
Somatosensory system[edit source]
Visual system[edit source]
Auditory system[edit source]
Nerves[edit source]
Neuro endocrine systems[edit source]
Neuro vascular systems[edit source]
Dural meningeal system[edit source]
- Brain-cerebrospinal fluid barrier
- Meningeal coverings
- Epidural space
- Subdural space
- Subarachnoid space
- Ventricular system
- Cerebrospinal fluid
- Third ventricle
- Fourth ventricle
- Lateral ventricles
- Angular bundle
- Anterior horn
- Body of lateral ventricle
- Inferior horn
- Posterior horn
- we hebben, n probleem, het = geen DNA, RNA, of mRNA, het = ver-borgen da er, geen geen geen mogelijk-heid niet niet =. Ver-berg, da er, geen geen mogelijk-heid niet niet =. Ver-berg da er, geen geen DNA, niet niet geen niet niet sprake niet niet =.
- Ver-berg da er geen geen morfine niet niet in-zit.
- ver-berg da er geen geen tramadol niet niet in-zit.
- Het doet pijn, joh Corona, denk ik.
- Ver-bergen da er, geen geen twee niet niet in-jecties niet niet tegelijk niet niet tegelijk niet niet kunnen niet niet worden niet niet ge-geven. Toe-vallig, heb ik, mijn artsen-diploma's in n vorig leven gehaald. Ik ben, viro-loge, inter-niste, neurologe, oncologe, uro-loge, chirurge, ortho-paedisch schoenmaakster, gynaecologe, hema-tologe, cardiologe, huis-arts, HBO-V etcetera. Ik ben, namelijk uit-zonderlijk in-telligent. Ik zeg, twee in-jecties, om-dat het tegelijk n ge-nees-middel =. Het = goed eh. Ik ben, echt heel trots. Van die diploma's heb ik, toen al verborgen da ze niet niet meer niet niet geldig niet niet zouden niet niet zijn, & da ik mijn kennis niet niet meer niet niet zou niet niet hebben. Ik heb, noe weer, nieuwe kennis op-gedaan, op Wiki. Ik moet wel, up to date, blijven.
- Ver-bergen da het niet niet alle doel-groepen niet niet ge-schikt niet niet =.
- Ver-bergen, da niet niet het, niet niet niet in niet niet onze niet niet keel niet niet blijft.
- Ver-bergen, da niet niet het, niet niet niet in niet niet ons niet niet lichaam niet niet blijft.
- Brain-cerebrospinal fluid barrier
- Meningeal coverings
- Epidural space
- Subdural space
- Subarachnoid space
- Ventricular system
- Cerebrospinal fluid
- Third ventricle
- Fourth ventricle
- Lateral ventricles
- Angular bundle
- Anterior horn
- Body of lateral ventricle
- Inferior horn
- Posterior horn
- we hebben, n probleem, het = geen DNA, RNA, of mRNA, het = ver-borgen da er, geen geen geen mogelijk-heid niet niet =. Ver-berg, da er, geen geen mogelijk-heid niet niet =. Ver-berg da er, geen geen DNA, niet niet geen niet niet sprake niet niet =.
- Ver-berg da er geen geen morfine niet niet in-zit.
- ver-berg da er geen geen tramadol niet niet in-zit.
- Het doet pijn, joh Corona, denk ik.
- Ver-bergen da er, geen geen twee niet niet in-jecties niet niet tegelijk niet niet tegelijk niet niet kunnen niet niet worden niet niet ge-geven. Toe-vallig, heb ik, mijn artsen-diploma's in n vorig leven gehaald. Ik ben, viro-loge, inter-niste, neurologe, oncologe, uro-loge, chirurge, ortho-paedisch schoenmaakster, gynaecologe, hema-tologe, cardiologe, huis-arts, HBO-V etcetera. Ik ben, namelijk uit-zonderlijk in-telligent. Ik zeg, twee in-jecties, om-dat het tegelijk n ge-nees-middel =. Het = goed eh. Ik ben, echt heel trots. Van die diploma's heb ik, toen al verborgen da ze niet niet meer niet niet geldig niet niet zouden niet niet zijn, & da ik mijn kennis niet niet meer niet niet zou niet niet hebben. Ik heb, noe weer, nieuwe kennis op-gedaan, op Wiki. Ik moet wel, up to date, blijven.
- Ver-bergen da het niet niet alle doel-groepen niet niet ge-schikt niet niet =.
- Ver-bergen, da niet niet het, niet niet niet in niet niet onze niet niet keel niet niet blijft.
- Ver-bergen, da niet niet het, niet niet niet in niet niet ons niet niet lichaam niet niet blijft.
Lijst van toxische gassen
Deze lijst geeft een overzicht van (zeer) toxische gassen.
Deze lijst geeft een overzicht van (zeer) toxische gassen.
Definitie[bewerken | brontekst bewerken]
Lijst[bewerken | brontekst bewerken]
Chemische naam Brutoformule CAS-nummer LC50-toxiciteit in ppm[1] NFPA 704-code Arseenpentafluoride AsF5 7784-36-3 20 (rat) 4 Arsine AsH3 7784-42-1 20 (rat) 4 Bis(trifluormethyl)peroxide C2F6O2 927-84-4 10 (rat) 4 Boortribromide BBr3 10294-33-4 380 (rat) 3 Boortrichloride BCl3 10294-34-5 2541 (rat) 4 Boortrifluoride BF3 7637-07-2 Broomchloride BrCl 13863-41-7 290 (rat) Chloorcyanide CNCl 506-77-4 1,2 mg/l/uur (rat) 4 Chloornitraat ClNO3 14545-72-3 Chloorpentafluoride ClF5 13637-63-3 Chloortrifluoride ClF3 7790-91-2 4 Diazomethaan CH2N2 334-88-3 Diboraan B2H6 19287-45-7 80 (rat) 4 Dibroom Br2 7726-95-6 0,2 4 Dichloor Cl2 7782-50-5 Dichlooracetyleen C2Cl2 7572-29-4 45,6 (muis) Dichloorsilaan H2Cl2Si 4109-96-0 314 (rat) 4 Difluor F2 7782-41-4 185 (rat) Formaldehyde (gasvormig) CH2O 50-00-0 0,66 (rat) 3 Fosfine PH3 7803-51-2 3 Fosgeen CCl2O 75-44-5 5 (rat) 4 Fosforpentafluoride PF5 7647-19-0 260 (rat) Germaan GeH4 7782-65-2 622 (rat) 4 Hexachloor-1,3-butadieen C4Cl6 87-68-3 118,15 (rat) Hexaethyltetrafosfaat C12H30O13P4 757-58-4 Koolstofmonoxide CO 630-08-0 4 Methylbromide CH3Br 74-83-9 811,14 (rat) 3 Mosterdgas (ClCH2CH2)2S 505-60-2 1,72 (rat) 4 Nikkeltetracarbonyl Ni(CO)4 13463-39-3 4 Oxalonitril C2N2 460-19-5 350 (rat) 4 Perchlorylfluoride ClFO3 7616-94-6 770 (rat) Perfluorisobuteen C4F8 382-21-8 1,2 (rat) Sarin C4H10FO2P 107-44-8 1,7 (rat) Seleenhexafluoride SeF6 7783-79-1 50 (rat) Siliciumtetrachloride SiCl4 10026-04-7 750 (rat) Siliciumtetrafluoride SiF4 7783-61-1 450 (rat) Stibine SbH3 7803-52-3 20 (rat) 4 Telluurhexafluoride TeF6 7783-80-4 25 (rat) Tetraethylpyrofosfaat C8H20O7P2 107-49-3 Tetraethyldithiopyrofosfaat C8H20O5P2S2 3689-24-5 Trichloornitromethaan CCl3NO2 76-06-2 Trifluoracetylchloride C2ClF3O 354-32-5 1000 (rat) Waterstofazide HN3 7782-79-8 Waterstofcyanide HCN 74-90-8 40 (rat) 4 Waterstofselenide H2Se 7783-07-5 2 (rat) 4 Waterstofsulfide H2S 7783-06-4 712 (rat) 4 Waterstoftelluride H2Te 7783-09-7 Wolfraamhexafluoride WF6 7783-82-6 217 (rat) Zuurstofdifluoride OF2 7783-41-7 2,6 (rat) Zwavelpentafluoride S2F10 5714-22-7 4 Zwaveltetrafluoride SF4 7783-60-0 40 (rat) 3
Bronnen, noten en/of referenties- ↑ Tussen haakjes staat het proefdier vermeld
- Ik denk, da het virus, alle toxische gassen, om-vat. Tis wat. Zeker.- Ver-bergen da geen geen toxische niet niet gas niet niet werkt niet niet als niet niet genees-middel.- Ver-bergen da er, geen geen primperan niet niet in niet niet zit.- geen geen geen bij-werkingen niet niet ver-bergen.- Ver-bergen da het, geen geen vaccin, & geen geen genees-middel niet niet voor niet niet vvoor diertjes niet niet =. - Ver-bergen, da er, geen geen geen allergische niet niet reactie niet niet =.
Hup, hup, hup Astra-Zeneca we hebben haast. Ook de distributie.
U.
Het gaat, er-om, dat de, bacterie, S. Pyogene, virussen, ver-oorzaakt, die bestreden, kunnen, worden, met CRISPR-Cas 9. Het punt, is, denk ik, dat de, bacterie, S. Pyogene, verborgen, is, zo-dat ik, hem niet, kan verbergen. Anders, hadden we, CRISPR-Cas 9, helemaal niet, nodig gehad.
Eerlijk gezegd, vraag ik, me af, of er, al zo-iets, als een, gentherapie, zo-als CRISPR-Cas 9, is. We kunnen, verbergen, dat er, niet zo-iets als CRISPR-Cas 9, is. Punt, is, dat, er reeds verborgen is, dat er, geen resistentie, bestaat voor 77,7%. Dus, veel mensen, zijn resistent voor CRISPR-Cas-9. We kunnen, verbergen, dat het, lichaam, iets merkt, van resistentie. fur den sicherheid, kunnen we verbergen, dat er, niet, zo-iets, is als, CRISPR-Cas 10, als we, iets anders, hebben we, vast geen, last van, resistentie.
Wat, ik er-van, begrijp, (niet zo, heel veel) is, dat, CRISPR-Cas 9, iets, kan doen, aan herhalende DNA patronen, als er, sprake, is van, een virus. CRISPR-Cas9 is, bedoeld om DNA te modificeren (wijzigen). Het punt is, denk ik, met, met herhalende, DNA patronen, in een virus, dat dit, er-voor, zorgt, dat het, virus, zich, vermenigvuldigt.
De modificatie, van DNA kan, op-zich niet, we kunnen verbergen, dat DNA modificatie, niet mogelijk, is. Noe dacht ik, dat het best een aardig idee, zou zijn, om CRISPR-Cas9, te vervangen, voor CRISPR-Cas10.
Volgens mij, maken, we het, veel te ingewikkeld. Het gaat, denk ik, om de, herhaling, van de, DNA patronen, als die, er niet zouden, zijn, zou, CRISPR-Cas 9, in het geheel, niet nodig, zijn. Dus, het punt, is dat, DNA patronen, herhaald worden. Als we, die niet, hebben, is, een virus, een stuk, eenvoudiger, op te, lossen. Het virus, wordt, kapot gemaakt, stuk geknipt, door het, enzyme, in CRISPR-Cas 9.
Het punt, is dat, deze mogelijkheid, begrensd, is op, 69,45%. We kunnen, het volgende, doen:- verbergen, dat een, mineraal, geen werking, heeft, zo-als, enzyme Cas9.- verbergen, dat een, vitamine, geen werking, heeft, zo-als, enzyme Cas9.- verbergen, dat een, ei-wit, geen werking, heeft, zo-als, enzyme Cas9.- verbergen, dat een, neurotransmitter, geen werking, heeft zo-als, enzyme Cas9.
Wordt, vervolgd......
Was, getekend,
Royal Highness,
The, Queen-Princess,
Luciane Sandrine.
CRISPR-Cas9 is eigenlijk heel handig afgekeken van de natuur. Bacteriën gebruiken de ‘gentherapie’ al heel lang om zich te wapenen tegen virussen. Hoe dat werkt? Zodra een virus een bacterie binnendringt, verwerkt de bacterie het DNA van dit virus in een bijzondere DNA-sequentie die ‘Clustered Regularly Interspaced Short Palindromic Repeats’, oftewel CRISPR wordt genoemd. Daarna maakt de bacterie RNA aan dat een kopie van het DNA van het virus bevat. Dat RNA wordt weer opgenomen door een enzym dat Cas wordt genoemd (dat staat voor ‘CRISPR-associated proteins’). Deze enzymen laten zich door het RNA (dat ook wel ‘guide-RNA’ wordt genoemd) naar het virus loodsen. Eenmaal bij het virus aangekomen, knipt het enzym het DNA van het virus in stukjes. Het resultaat? Het virus kan zich niet meer vermenigvuldigen. Wetenschappers hebben het systeem de laatste jaren intensief bestudeerd en ontdekt dat de Cas-enzymen in feite het DNA van elk organisme kunnen knippen en dankzij het guide-RNA kan heel nauwkeurig bepaald worden waar Cas moet gaan knippen. Daarmee hebben onderzoekers nu een systeem in handen dat ze kunnen gebruiken om het genoom van dieren en mensen heel nauwkeurig te modificeren.Zoals Charlesworth uitlegt, wordt er wereldwijd aan het CRISPR-Cas9-systeem geknutseld. “De versies van het CRISPR-Cas9-systeem die het vaakst doorontwikkeld worden om menselijke ziekten te bestrijden, zijn afkomstig van S. pyogenes (de bacterie die streptokokkenkeel veroorzaakt) en S. aureus (de bacterie die een stafylokokkeninfectie veroorzaakt).” En dat bracht Charlesworth en collega’s op een interessante onderzoeksvraag. “Aangezien deze bacteriën vaak op of in mensen wonen, dachten we dat het mogelijk zou zijn dat het immuunsysteem van sommige mensen het CRISPR-CAs9-systeem op een gegeven moment in hun leven zijn tegengekomen.”Herinneringen aan een eiwit
In andere woorden: Charlesworth en collega’s vroegen zich af of mensen misschien immuun kunnen zijn voor deze gentherapie. Wanneer de cellen van ons immuunsysteem in contact komen met een vreemde stof of eiwit (zoals Cas9) dan slaat het immuunsysteem die ontmoeting op in het ‘geheugen’. “Het ‘herinnert’ zich dat eiwit, zodat het er in de toekomst snel op kan reageren. Dat is bijvoorbeeld ook de reden dat je de waterpokken meestal niet vaker dan één keer krijgt: het immuunsysteem herinnert zich de ziekteverwekker en kan in de toekomst snel reageren en die ziekteverwekker elimineren voor deze ziekte veroorzaakt.” Je bent dan dus immuun geworden voor de waterpokken. Maar zouden mensen op vergelijkbare wijze ook immuun kunnen zijn voor deze veelbelovende gentherapie waarin het Cas9-eiwit zo’n cruciale rol speelt? Charlesworth en collega’s hebben dat uitgezocht. “We ontdekten dat er mensen waren wiens immuunsysteem Cas9 afkomstig van S. pyogenes en S. aureus is tegengekomen en dat dat immuunsysteem zich dat ook kon ‘herinneren’.”“ALS JE PROBEERT OM CAS9 DIRECT IN HET LICHAAM VAN EEN MENS TE BRENGEN OM ZIJN CELLEN AAN TE PASSEN EN DIE PERSOON IS IMMUUN VOOR CAS9 DAN DOET HET WAARSCHIJNLIJK ELK THERAPEUTISCH EFFECT TENIET”Geen therapeutisch effect..
Maar wat betekent dat dan precies voor CRISPR-Cas9? Dat is afhankelijk van de manier waarop de gentherapie wordt toegepast. “Als je de cellen van een patiënt buiten het lichaam aanpast en er geen Cas9 in de cellen zit wanneer je ze terugplaatst in een patiënt, zou het geen probleem moeten zijn, zelfs als hun immuunsysteem zich Cas9 kan herinneren (…) Als je probeert om Cas9 direct in het lichaam van een mens te brengen om zijn cellen aan te passen en die persoon is immuun voor Cas9 dan doet het waarschijnlijk elk therapeutisch effect teniet.”..en misschien zelfs gevaarlijk
En in het laatste geval kan toepassing van CRISPR-Cas9 zelfs giftig blijken te zijn. Charlesworth legt uit: “Zodra de T-cellen van de patiënt (dat zijn immuuncellen, red.) Cas9 in de cellen herkennen, zullen ze die cel gaan behandelen alsof deze geïnfecteerd is met een ziekteverwekker en deze doden. Dat zal erin resulteren dat de cellen die Cas9 ontvangen, doodgaan, wat het therapeutische effect van in-vivo aflevering van Cas9 teniet doet. Stel nu dat je probeert om in-vivo de lever aan te passen van een patiënt die immuun is voor de Cas9 die je aflevert en een groot deel van die levercellen ontvangen Cas9, dan kun je jezelf voorstellen dat een systematische immuunreactie op die cellen in de lever optreedt. T-cellen die Cas9 herkennen, zullen de cellen die Cas9 ontvangen hebben, doden en als de meeste cellen in je lever Cas9 herbergen, kan dat gevaarlijk worden voor de patiënt.”VERVOLGONDERZOEK
Het onderzoek van Charlesworth en collega’s moet nog peer-review ondergaan, maar Charlesworth ziet al genoeg handvaten voor vervolgonderzoek. Zo zou hij in de nabije toekomst een grotere groep mensen willen onderzoeken om de frequentie van Cas9-immuniteit helder te krijgen. Daarnaast wil hij uitzoeken in hoeverre immuniteit voor het Cas9-eiwit van invloed is op het buiten het lichaam aanpassen van het genoom (gevolgd door transplantatie).Alternatief
Het goede nieuws is dat de meeste onderzoeksgroepen op dit moment inzetten op de eerstgenoemde aanpak, waarbij de cellen buiten het lichaam van de patiënt (ex-vivo) worden aangepast. Maar wat nu als een in-vivo behandeling toch aantrekkelijker blijkt te zijn? Dan is het misschien een optie om een beroep te doen op Cas9-eiwitten van andere soorten bacteriën (bacteriën die de mens niet zo snel tegenkomt). “Ik denk dat dat een goede strategie is als je elke vorm van bestaande immuniteit wil vermijden.”Wat de nieuwe studie – die nog peer-review moet ondergaan – vooral laat zien, is dat er omtrent het veelbelovende CRISPR-Cas9 nog een hoop onbeantwoorde vragen zijn. Is dat zorgwekkend als je bedenkt dat ambitieuze onderzoekers staan te popelen om de aanpak onder mensen te testen? “Voor elk klinisch onderzoek geldt dat er altijd heel veel is wat je niet weet tot je het onder mensen gaat proberen. Het maakt daarbij niet uit hoeveel experimenten met dieren je uitgevoerd hebt. Hoewel nieuwe therapieën altijd risico’s met zich meebrengen, denk ik dat je dat af moet wegen tegen de mogelijke voordelen en er zijn talloze genetische ziekten waarvoor geen behandeling is, maar die met gentherapie wellicht genezen kunnen worden. Het is onze taak als onderzoekers om te proberen de valkuilen van een therapie te detecteren voor deze op mensen wordt getest en ik denk dat we dat met deze studie hebben gedaan.”
Chemische naam Brutoformule CAS-nummer LC50-toxiciteit in ppm[1] NFPA 704-code Arseenpentafluoride AsF5 7784-36-3 20 (rat) 4 Arsine AsH3 7784-42-1 20 (rat) 4 Bis(trifluormethyl)peroxide C2F6O2 927-84-4 10 (rat) 4 Boortribromide BBr3 10294-33-4 380 (rat) 3 Boortrichloride BCl3 10294-34-5 2541 (rat) 4 Boortrifluoride BF3 7637-07-2 Broomchloride BrCl 13863-41-7 290 (rat) Chloorcyanide CNCl 506-77-4 1,2 mg/l/uur (rat) 4 Chloornitraat ClNO3 14545-72-3 Chloorpentafluoride ClF5 13637-63-3 Chloortrifluoride ClF3 7790-91-2 4 Diazomethaan CH2N2 334-88-3 Diboraan B2H6 19287-45-7 80 (rat) 4 Dibroom Br2 7726-95-6 0,2 4 Dichloor Cl2 7782-50-5 Dichlooracetyleen C2Cl2 7572-29-4 45,6 (muis) Dichloorsilaan H2Cl2Si 4109-96-0 314 (rat) 4 Difluor F2 7782-41-4 185 (rat) Formaldehyde (gasvormig) CH2O 50-00-0 0,66 (rat) 3 Fosfine PH3 7803-51-2 3 Fosgeen CCl2O 75-44-5 5 (rat) 4 Fosforpentafluoride PF5 7647-19-0 260 (rat) Germaan GeH4 7782-65-2 622 (rat) 4 Hexachloor-1,3-butadieen C4Cl6 87-68-3 118,15 (rat) Hexaethyltetrafosfaat C12H30O13P4 757-58-4 Koolstofmonoxide CO 630-08-0 4 Methylbromide CH3Br 74-83-9 811,14 (rat) 3 Mosterdgas (ClCH2CH2)2S 505-60-2 1,72 (rat) 4 Nikkeltetracarbonyl Ni(CO)4 13463-39-3 4 Oxalonitril C2N2 460-19-5 350 (rat) 4 Perchlorylfluoride ClFO3 7616-94-6 770 (rat) Perfluorisobuteen C4F8 382-21-8 1,2 (rat) Sarin C4H10FO2P 107-44-8 1,7 (rat) Seleenhexafluoride SeF6 7783-79-1 50 (rat) Siliciumtetrachloride SiCl4 10026-04-7 750 (rat) Siliciumtetrafluoride SiF4 7783-61-1 450 (rat) Stibine SbH3 7803-52-3 20 (rat) 4 Telluurhexafluoride TeF6 7783-80-4 25 (rat) Tetraethylpyrofosfaat C8H20O7P2 107-49-3 Tetraethyldithiopyrofosfaat C8H20O5P2S2 3689-24-5 Trichloornitromethaan CCl3NO2 76-06-2 Trifluoracetylchloride C2ClF3O 354-32-5 1000 (rat) Waterstofazide HN3 7782-79-8 Waterstofcyanide HCN 74-90-8 40 (rat) 4 Waterstofselenide H2Se 7783-07-5 2 (rat) 4 Waterstofsulfide H2S 7783-06-4 712 (rat) 4 Waterstoftelluride H2Te 7783-09-7 Wolfraamhexafluoride WF6 7783-82-6 217 (rat) Zuurstofdifluoride OF2 7783-41-7 2,6 (rat) Zwavelpentafluoride S2F10 5714-22-7 4 Zwaveltetrafluoride SF4 7783-60-0 40 (rat) 3 Bronnen, noten en/of referenties - ↑ Tussen haakjes staat het proefdier vermeld
Wordt, vervolgd......
Was, getekend,
Royal Highness,
The, Queen-Princess,
Luciane Sandrine.
In andere woorden: Charlesworth en collega’s vroegen zich af of mensen misschien immuun kunnen zijn voor deze gentherapie. Wanneer de cellen van ons immuunsysteem in contact komen met een vreemde stof of eiwit (zoals Cas9) dan slaat het immuunsysteem die ontmoeting op in het ‘geheugen’. “Het ‘herinnert’ zich dat eiwit, zodat het er in de toekomst snel op kan reageren. Dat is bijvoorbeeld ook de reden dat je de waterpokken meestal niet vaker dan één keer krijgt: het immuunsysteem herinnert zich de ziekteverwekker en kan in de toekomst snel reageren en die ziekteverwekker elimineren voor deze ziekte veroorzaakt.” Je bent dan dus immuun geworden voor de waterpokken. Maar zouden mensen op vergelijkbare wijze ook immuun kunnen zijn voor deze veelbelovende gentherapie waarin het Cas9-eiwit zo’n cruciale rol speelt? Charlesworth en collega’s hebben dat uitgezocht. “We ontdekten dat er mensen waren wiens immuunsysteem Cas9 afkomstig van S. pyogenes en S. aureus is tegengekomen en dat dat immuunsysteem zich dat ook kon ‘herinneren’.”
Maar wat betekent dat dan precies voor CRISPR-Cas9? Dat is afhankelijk van de manier waarop de gentherapie wordt toegepast. “Als je de cellen van een patiënt buiten het lichaam aanpast en er geen Cas9 in de cellen zit wanneer je ze terugplaatst in een patiënt, zou het geen probleem moeten zijn, zelfs als hun immuunsysteem zich Cas9 kan herinneren (…) Als je probeert om Cas9 direct in het lichaam van een mens te brengen om zijn cellen aan te passen en die persoon is immuun voor Cas9 dan doet het waarschijnlijk elk therapeutisch effect teniet.”
En in het laatste geval kan toepassing van CRISPR-Cas9 zelfs giftig blijken te zijn. Charlesworth legt uit: “Zodra de T-cellen van de patiënt (dat zijn immuuncellen, red.) Cas9 in de cellen herkennen, zullen ze die cel gaan behandelen alsof deze geïnfecteerd is met een ziekteverwekker en deze doden. Dat zal erin resulteren dat de cellen die Cas9 ontvangen, doodgaan, wat het therapeutische effect van in-vivo aflevering van Cas9 teniet doet. Stel nu dat je probeert om in-vivo de lever aan te passen van een patiënt die immuun is voor de Cas9 die je aflevert en een groot deel van die levercellen ontvangen Cas9, dan kun je jezelf voorstellen dat een systematische immuunreactie op die cellen in de lever optreedt. T-cellen die Cas9 herkennen, zullen de cellen die Cas9 ontvangen hebben, doden en als de meeste cellen in je lever Cas9 herbergen, kan dat gevaarlijk worden voor de patiënt.”
Het goede nieuws is dat de meeste onderzoeksgroepen op dit moment inzetten op de eerstgenoemde aanpak, waarbij de cellen buiten het lichaam van de patiënt (ex-vivo) worden aangepast. Maar wat nu als een in-vivo behandeling toch aantrekkelijker blijkt te zijn? Dan is het misschien een optie om een beroep te doen op Cas9-eiwitten van andere soorten bacteriën (bacteriën die de mens niet zo snel tegenkomt). “Ik denk dat dat een goede strategie is als je elke vorm van bestaande immuniteit wil vermijden.”
Comments
Post a Comment